We hebben een plek nodig waar falen kan

De coronacrisis brengt ons van golf naar golf. Bestond in het voorjaar nog het optimisme dat we, eenmaal gevaccineerd, onze vrijheden terug zouden krijgen met een terugkeer naar het ‘oude normaal’, inmiddels zijn we wijzer. Maar toch: de boodschap van de regering blijft hetzelfde: we moeten een offer brengen. Maar weten we wel wat een offer is?

In religieuze zin voltrekt de priester bij een offer een handeling voor het volk en treedt in hun plaats voor God. Zo kennen we het o.a. uit het Oude Testament. De plaats die de priester inneemt voor het volk vereist afstand en roept ontzag op. Het offer kan pas worden voltrokken wanneer de heilige ruimte gerespecteerd wordt door bijvoorbeeld stilte en instemmende participatie. De handelingen binnen de medische zorg kunnen in zekere zin hiermee worden vergeleken. Ook de zorg vraagt om ruimte en rust. In beide vakken wordt ook van roeping gesproken. Het welbevinden van de medemens en zijn herstel staan centraal. 

Vorig jaar klonk ineens applaus in de zorg. Zorgmedewerkers reageerden verbaasd, zij deden toch niet anders dan hun werk? Stilte en ontzag maakten plaats voor luidruchtige aanmoediging. Naar mijn mening werd er hier afscheid genomen van het offer in religieuze zin. Het werk leek nog steeds op de handelingen van een priester, maar in het applaus klonk nu als de aanmoediging die de atleet ten deel valt. Het werk van het medisch personeel, hun balanceren met de patiënt op de voortdurende grens van leven en dood werd begrepen als prestatie. Zoals een sporter zijn leven offert voor een prijs, zo nu ook de zorg. En de prijs bestond uit gejuich. Dankzij mobieltjes en de sociale media zaten we voor het eerst pop hun tribunes. Een programma als Frontberichten liet ons de ernst van de coronacrisis zien maar had als bijwerking dat de ziekenhuizen in zekere zin de stadions werden waar we tot dusver niet werden toegelaten.Het publiek zat eerste rang, liet zich horen en wilde naarmate de crisis vorderde steeds meer resultaat zien. En wel onmiddellijk. De taal die de regering Rutte met betrekking tot de coronacrisis hanteert is die van het sportoffer. Er wordt al 1,5 jaar gevraagd een inspanning te leveren die lijkt op een sportprestatie. Nu het afzien, dan de beloning. Er is een overwinning in het vooruitzicht gesteld waarvan de vraag is of we die halen. Maar het moet wel, als de besmettingscijfers stijgen falen we als volk. En dat mag niet. We zitten in een collectieve prestatiedruk gevangen, met geen andere keuze dan te slagen. Schieten we te kort, dan ligt dat aan de anderen. Het zondebokvirus blijkt al eeuwen onuitroeibaar en maakt nu gebruik van de sociale platforms. Verwijten, bedreigingen en beledigingen zijn inmiddels gemeengoed. Iemand moet de schuld hebben.

In mijn onmiddellijke omgeving overlijden de laatste tijd meer mensen aan corona dan tijdens de eerste golf. Dat is verdrietig en angstig, maar een politiek van de prestatie laat daarvoor geen ruimte. De dood van een sporter kan niet anders worden begrepen dan als ultiem falen. Maar een dergelijke notie put een volk uit. Hoe om te gaan met de onvermijdelijke grillen in ons bestaan? Met dat wat wij niet beheersen en waarvan wij niet de oorzaak zijn? Misschien is daar een terugkeer naar het offer in religieuze zin voor nodig. En dan vooral een terugkeer naar het ontzag en de afstand waarmee het offer werd omgeven. We hebben een plek nodig waar het falen ons niet wordt aangerekend. Een plek ook waar er ruimte is voor verdriet en troost.

De huidige lockdown en de eerdere avondlockdown, heeft vergaande consequenties voor theaters, concertzalen, filmhuizen en kerken. Het zijn plaatsen van troost, verwondering en hoop. We leren er de tragische kanten van het bestaan accepteren, en in de komische verhalen spiegelt zich de lichtheid van ons bestaan. De achteloosheid waarmee ze werden gesloten zegt iets over onze beschaving. We kunnen ons niet afsluiten van onze bronnen. Zeker nu niet, al doet de neoliberale wind die al decennia lang door de samenleving waait met zijn nadruk op geld, markt en macht ons geloven van wel. Kunst is een luxe en religie een persoonlijke keuze. Arme wij. De strijd tegen het virus kan niet zonder onze verworteling in de tradities die ons leren om het uit te houden met onszelf, om kracht te vinden in solidariteit, om ons te verlossen van onze prestatiedwang en niet in het minst om ons beschaving te leren. Die beschaving is kwetsbaar als wij mensen zelf zijn. Er ligt een nieuw jaar voor ons om die kwetsbaarheid te koesteren.

Ferdinand Borger