Brandende kaarsen horen erbij met Kerstmis. FOTO: Thinkstock.
Brandende kaarsen horen erbij met Kerstmis. FOTO: Thinkstock. Foto: Thinkstock

Toch nog een echte kerstavond

Algemeen 82 keer gelezen

Door Gerard Compiet

24 december, kerstavond. ‘n Dag die al vanaf ‘s morgens vroeg gebukt gaat onder een dicht, somber wolkendek. Aan het fletse licht te oordelen zal de avond vroeg zijn opwachting maken. Desondanks gaat Hendrik - hij is inmiddels al in de 80 - er nog even op uit. Uit ervaring weet hij dat wat frisse lucht de beste remedie is tegen de lamlendigheid van een dag lang binnenzitten.

En zo wandelt hij niet veel later langs wat donkere sparren, die de voorpost van een uitgestrekt boscomplex vormen. Een eind verderop moet hij plaats maken voor enkele hem tegemoetkomende fietsers. Even later zijn ze uit het zicht verdwenen en maakt het geknars van hun banden over het grint plaats voor het herhaald roepen van een verre, zwarte specht.

Eigenlijk zien Hendriks kinderen het niet zitten dat hun vader met kerstavond helemaal alleen is. Moeder is het afgelopen jaar namelijk overleden. Maar wat de kinderen ook te berde brachten, hun vader was niet te vermurwen. Hij betwijfelde of het bij zijn kinderen wel voldoende kerstmis zou zijn en daarom bracht hij kerstavond liever alleen, op zijn eigen beproefde manier, door.

Hendriks pad loopt inmiddels parallel aan een onverharde bosweg. Het is hier prettig toeven. Hij hoeft nu voor niemand meer uit te wijken want wie is er hier bij het vallen van de avond, van kerstavond nog wel, nog buiten.

Na enige tijd hoort hij boven zich, in de dennen, het geluid van een stel kuifmezen. Te zien krijgt hij ze niet meer. Daar is het te donker voor. Hij wordt nu alleen nog vergezeld door geluiden en geuren.

‘t Is een heerlijke avond. Het is stil, doodstil. ‘Stille nacht, heilige nacht’, geldt nu als nooit te voren. De bomen staan onbeweeglijk, als aan de grond genageld. Hun brede takkenschermen omspannen de nacht. Ze zijn roerloos, als bevroren.

Hendrik gaat aldoor verder, intussen denkt hij aan de kerstavonden van de voorbije jaren, van die toen zijn vrouw nog leefde. Zij wist als geen ander de juiste kerstsfeer in huis te creëren. En als alles naar haar goeddunken een plek had: de kerststal, het kerstgroen en de lichtjes, zong ze op de koop toe enkele kerstliederen. Prachtig had hij dat altijd gevonden. Maar dat was nu helaas allemaal verleden tijd.

Af en toe gaan zijn gedachten trouwens nog verder terug. Terug naar de jaren vijftig van de vorige eeuw. Hij ziet zich dan weer samen met zijn ouders en zijn zes broers en zussen rond de kerststal geschaard. Een heel repertoire aan kerstliedjes werd er dan gezongen. En als niemand meer een nieuw lied kon bedenken, stak zijn moeder alleen van wal. Met haar hoge stem zong ze dan het oude en indroevige kerstlied ‘Snerpend loeit de storm daarbuiten’. Een lied dat alleen zij kende en dat ging over een arme bedelknaap die op kerstavond gehuld in lompen en op lekkende klompen al schooiend langs de huizen ging en daags daarna doodgevroren langs de weg werd gevonden. Het had hem als kind erg aangegrepen.

Intussen heeft ouwe Hendrik het boscomplex achter zich gelaten en hij merkt nu dat het wat is gaan miezeren. Niet veel later komen de druppels zelfs tot volle wasdom: Het is echt aan het regenen geslagen. Van ver weg hoort hij nog de rauwe kreet van een blauwe reiger maar dan opeens, heel verrassend en van tamelijk dichtbij is daar het geklep van een kerkklokje.

Het kost Hendrik enige moeite om zich te oriënteren, maar dan realiseert hij zich dat hij al mijmerend in de buurt van de kapel van het missiehuis is beland. Het klokje heeft niet voor niets geklept want, het bos verlatend, bemerkt hij dat er diverse mensen zich in de richting van de kapel begeven. Hij loopt nu ook maar die kant op. Al was het alleen maar om daar voor de regen te kunnen schuilen.

Binnen gekomen houdt hij zich wat gedeisd en neemt in een van de laatste banken plaats. Hij is er namlijk niet op gekleed om in het volle lamplicht te verschijnen. Tot overmaat van ramp laten zijn natte en onder de aarde zittende wandelschoenen ook nog eens duidelijke sporen op de vloer achter.

Gaandeweg de kerstviering voelt Hendrik zich steeds beter op zijn gemak. Het blijkt dat geen van de aanwezigen speciale aandacht voor hem heeft. Bovendien staat de kerstviering hem wel aan. Instrumentale muziek wordt afgewisseld met zang. Tussendoor nog het kerstverhaal, een kerstoverweging en een paar gedichten.

De presentator kondigt tenslotte als laatste optreden ene Sofie aan. Zo te zien een nog vrij jonge vrouw. Eentje met paardenstaart. De jongedame komt Hendrik op de een of andere manier bekend voor. Hij beademt daarom zijn bril en poetst hem daarna goed schoon. Alsof daarmee de staar aan zijn ogen zou verdwijnen. Maar dan begint het toch langzaam maar zeker bij hem te dagen. Sofie? Sofie? Het is niet zo maar een Sofie. Het is warempel zijn eigen, zijn bloedeigen kleinkind. Intussen heeft Sofie ‘Minuit chrétien’ van Adolphe Adam ingezet. Hendrik verlaat daarop zijn bank en schuift inderhaast een flink aantal banken naar voren op. Hij bekommert zich niet langer om zijn al of niet passende kledij. ‘Minuit chrétien’, dat Franse kerstlied, was met Kerstmis ook het lievelingslied van zijn vrouw. ‘Je kunt wel horen dat daar iemand met een geschoolde stem zingt’, denkt Hendrik. ‘Ze zit niet voor niets nu al enkele jaren op het conservatorium’. Gaandeweg het lied krijgt Hendrik het er te kwaad mee. Hij voelt de tranen bij zich opkomen.

Hendriks moeder zingt al lang niet meer op kerstavond. Zijn vrouw sinds vorig jaar niet, maar nu is daar zijn kleinkind! Dat had hij niet voor mogelijk gehouden. Volgend jaar is hij daarom zeker geen toevallige voorbijganger meer .

Stuur jouw foto
Mail de redactie
Meld een correctie

Uit de krant